Een belangrijk element in de geschiedenis van Smallingerland is Kloesewier. Dit is een oud dorp of nederzetting dat inmiddels niet meer bestaat. De locatie van Kloesewier is ergens tussen het punt, waar de 'Butendiken (vanuit Smalle Ee) waar niet verder gereden kan worden met de auto, en De Veenhoop. Op dit punt zijn resten gevonden van een tweetal boerderijen, een stenen kerk en een aantal oude graven. Op sommige kaarten van halverwege de negentiende eeuw wordt het nog aangegeven als een kerkhof, maar op nieuwere kaarten is hier niets meer van terug te vinden.
Kloesewier was waarschijnlijk rond de 10e eeuw al bewoond. Bij opgravingen in 1976 zijn de resten gevonden van een houten kerk uit deze tijd. Net ten zuidwesten zijn de resten gevonden van een stenen kerk die dateert van rond de 12e eeuw. Deze kerk had geen toren maar had waarschijnlijk een klokkestoel of een klok die tegen de westmuur was geplaatst. Hiermee bespaarde men geld. De opgravingen hebben er wel toe geleid dat we mogen concluderen dat er voor de 10e eeuw al bewoning was in Kloesewier en dat dit een groeiende gemeenschap was. Ware het niet dat deze plek rond de 14e eeuw verlaten is, door de stijging van het omliggende water en de vervening die inmiddels was begonnen.
De Veenhoop is een streekdorp dat in de 19de eeuw is ontstaan op de plaats waar het Polderhoofdkanaal of de Nieuw Beetstervaart in het Grietmansrak uitkomt. Het was een strategische plaats omdat in het zuiden een van de grootste polders van Friesland ligt: de Grote Veenpolder van Smallingerland en Opsterland. Het kloeke kanaal legt de verbinding via het rak met de Kromme en Wijde Ee en met het waterverkeersnet van Friesland.
Bij de beschrijving van het dorp Boornbergum, waartoe vroeger de hele zuidwestelijke streek van Smallingerland behoorde, staat in het midden van de 19de eeuw in het Aardrijkskundig Woordenboek vermeldt: ‘Westwaarts vindt men veel laag hooiland, dat ’s winters onder water loopt, en veel vergraven land of putten, waarin riet wast. In het jaar 1819 is onder Boornbergum eene nieuwe veenderij aangelegd, die met polderdijken en molens is voorzien, en de Veenhoop genoemd wordt.’
Ondanks de uitmuntende ligging zat er niet veel groei in De Veenhoop. Op de grietenijkaart in de atlas van Eekhoff (1848) staan nog maar een paar huizen ingetekend, waarvan één het Polderhuis moet zijn. In dat Polderhuis, in het midden van de 19de eeuw opgetrokken van kleine gele steen, is de frontgevel voorzien van aedicula-ornament dat kennelijk bedoeld is (geweest) als omranding van een herinneringsbord. Er staat een flinke boerenschuur achter en het geheel is verbouwd tot café-restaurant. Aan de overkant staat achter de recent ingerichte parkeerplaats voor watertoeristen en dagjesmensen de in de jaren dertig gebouwde, en sinds de zomer van 2013 niet meer in gebruik zijnde, openbare basisschool.
Aan de Kraenslânswei ligt lintbebouwing met woningen van de woningbouwvereniging en van particulieren. De verscheidenheid is onlangs nog groter geworden door de bouw van kloeke vrijstaande woningen bij de parkeerplaats en op de hoek van het Eijzengapaed. Ook aan de noordzijde van het kanaal, de Slúswei, staat een rij vrijstaande woningen. De Veenhoop, lang een vrij vormloos geheel van streekjes geweest maar begint de laatste tijd door herinrichting en nieuwbouw steeds meer het karakter van een dorp te krijgen.
Copyright ©2023 pleatslik belang de Feanhoop